fbpx Skip to content

Het was op 1 juni 2013 dat er een artikel in de Volkskrant verscheen dat kopte `Een prille tak van wetenschap‘. Het eindoordeel van het artikel was helder.

De leerstoel Anthrozoölogie gaat ons niet veel wijzer maken.

Op 21 oktober 2022 verscheen er wederom een artikel in de Volkskrant met de titel `Een dier is geen therapeut, waarschuwt de hoogleraar die zich specialiseerde in therapie met dieren’. 

Marie José Enders-Slegers is nu 77 jaar en heeft negen jaar de (eerste) leerstoel ‘antrozoölogie’ (over ‘interacties tussen mens en dier’) wereldwijd bekleed. Nu neemt Marie José afscheid van de Open Universiteit. Zijn we wijzer geworden van de onderzoeken van afgelopen jaren? Klopt het oordeel van destijds dat de leerstoel ons niet veel wijzer heeft gemaakt? Aan de hand van een aantal citaten uit het interview van de Volkskrant `vertaal’ ik de uitkomst, van deze vraag, naar de dag van vandaag. In dit iet wat lange artikel ga ik in op wat er de komende tien jaar nodig is om dit werkveld volwassen te maken.

Welke elementen uit het onderzoek komen nu naar voren in de Jeugdhulpverlening die wij bieden, dat gebaseerd is op Animal Assisted Therapie? Welke kennis vanuit de onderzoeken gebruiken wij in de opleidingen die wij geven? En vooral natuurlijk wat betekent de uitkomst van de onderzoeken over afgelopen decennium voor het welzijn van onze dieren? In ons geval de honden.

De trajecten die wij zelf al weer bijna een decennium bieden vanuit CoHond, zijn gebaseerd op de Topdog HondenSOVAtraining. Deze training is in Oost-Gelderland ontwikkeld naar voorbeelden uit het Animal Assisted Therapy model, door samenwerking van een grote jeugdzorgorganisatie, een organisatie uit de geestelijke gezondheidszorg en een organisatie met deskundigheid op het gebied van hondengedrag.

Topdog is een training sociale vaardigheden ten behoeve van zelfbeheersing en weerbaarheid  gebaseerd op het Animal Assisted Therapy model.

Na de transitie van de zorg van provinciale subsidiering naar gemeentelijke subsidiering, wordt Topdog ook uitgevoerd in het kader van de Jeugdwet en de WMO. Wij zijn met CoHond vanuit de Jeugdwet (JW) ingekocht  in gemeente Amsterdam DUO, Lekstroom en Holland – Rijnland. Daarnaast zijn wij onderaannemer van HVO Querido, De Rading Jeugd- & Opvoedhulp, Prinsenstichting en Levvel. Sinds 2018 geven wij ook de Topdog opleiding in Alphen aan den Rijn, in samenwerking met Topdogtrainingen Nederland. Dit jaar zijn we ook toegetreden in de commissie kwaliteitsbewaking van het AAI-Kwaliteitsregister (AKR). Het AKR is een register dat is ontstaan om de kwaliteit van het AAI werkveld én het welzijn van de dieren te waarborgen.
(bron informatie over Topdog: Topdogtrainingen Nederland)

Op dit moment is er een verschuiving gaande binnen `ons’ werkveld. Het afgelopen decennium heeft ontzettend veel informatie opgeleverd, mede dankzij de onderzoeken van Marie José. Het oordeel van de columnist van de Volkskrant in 2013 had er niet meer naast kunnen zitten. En nu is het aan onze generatie om door te zetten en vol te houden. Met Marie José als groot voorbeeld. Ook wij moeten geen genoegen nemen met ondoordachte uitspraken van onwetende sceptici. Ook wij hebben nu heel vaak te maken met `organen’ en organisaties die de meerwaarde niet inzien van de aanwezigheid van de dieren.

Neem als voorbeeld Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Een accreditatie vanuit dit register is nodig om met Jeugd te kunnen werken op HBO(+) functies. Met mij zijn er best wat SKJ geregistreerde professionals werkzaam met een dier in de jeugdhulpverlening. En wat erger is… er werken veel goede SKJ geregistreerde professionals, die zonder `dier gerelateerde’ opleiding hun hond meenemen naar leef- en verblijfgroepen. En tel eens hoeveel honden er leven in gezinshuizen? Wie vindt het nu niet leuk om een hond aanwezig te hebben in de organisatie? Weet je hoeveel verhalen ik hoor over situaties waar de honden zoveel stress laten zien, dat het nog een wonder is dat het tot nog toe geen ernstige incidenten heeft opgeleverd? Zover we weten….

Tot op heden is het geen één professional gelukt om een opleiding in samenwerking met een dier bij het SKJ geaccrediteerd te krijgen. Ik heb een stukje overgenomen van het antwoord van de SKJ op mijn aanvraag:

`Er is volgens de commissie geen (overtuigend) wetenschappelijk(e) onderbouwing of bewijs dat interventies met dieren effectief zijn. Integendeel, dieren worden soms ingezet voor doeleinden en problemen waar interventies voor beschikbaar zijn die wel effectieve resultaten laten zien. Met de huidige kennis omtrent wat werkt kan de commissie daarom deze scholing gericht op ‘de inzet van psychosociaal hulphonden gericht op weerbaarheid, sociale skills, gezonde leefstijl en emotieregulatie’ niet accrediteren.’

Zou het ons de komende decennia lukken om ook deze `commissie’ ongelijk te laten krijgen?  Wat maakt dat wij juist deze erkenningen nodig hebben? Wat willen wij bereiken met `ons’ werkveld?

Wij willen graag de professionals die gaan werken met een dier in de zorg en/of hulpverlening, goed opleiden en veel (juiste) kennis meegeven. Onder andere vanuit de kennis die opgedaan is vanuit de wetenschap. Er is al heel veel onderzocht! Deze stukken komen alleen vaak vanuit het buitenland. Wij halen onze kennis ook vanuit andere landen waar de effectiviteit van onze manier van werken allang bewezen is. Die stukken zijn helemaal uitgeschreven, onderbouwd en kennen een hele lange literatuurlijst met bronvermeldingen. Daarnaast zijn er wel al bewijzen ook vanuit ons eigen land. Groot- én kleinschalig. Om alle kennis en onderzoeken te verzamelen hebben Dafne Rademakers en ik een bedrijf opgezet dat een bijdrage levert aan het creëren van overzicht van `ons’ werkveld. De bijbehorende website is geschikt voor alle niveaus binnen het werkveld. Dus voor de mensen die een opleiding zoeken en voor gevorderde professionals uit het werkveld. Via de site vind je alle informatie die je zoekt dat gaat over werken met een dier in de zorg. Op de website van Zaak op Poten & Co. staan onderzoeken, zowel uit binnen- als buitenland, wetenschappelijk onderbouwd en praktijkgericht. Jaarlijks organiseren wij een landelijke informatiedag over samenwerken met dieren in de (jeugd)hulpverlening, onderwijs, zorg & welzijn en persoonlijke ontwikkeling. Deze is al een aantal jaren drukbezocht en ook Marie José heeft wederom een lezing gehouden dit jaar. Tijdens deze dag, waar veel professionals aanwezig waren die samenwerken met een dier, kwam `het systeem’ van de accreditaties natuurlijk veelvuldig ter sprake.

Hoe kunnen wij ons bewijzen dat wij enkel met een dier werken, als er geen alternatief is aan cognitieve gedragstherapieën? Dat wij juist een doelgroep `bedienen’ waarbij bewezen is dat `reguliere’ GGZ behandelingen niet aanslaan? De argumenten die gegeven worden in de afwijzingen op aanvragen voor accreditaties kloppen inhoudelijk niet. Wij zetten altijd onze hond pas in als er geen alternatieve zorg passend is. Er is zelfs wetenschappelijk onderzocht dat een deel van de bevolking geen baat heeft bij cognitieve therapieën! Maar hoe leren wij de (aankomende)professionals dit als wij nu geen voeten in de aarde krijgen? We draaien rond in cirkels met elkaar.    

Ik zal aan de hand van citaten van Marie José haar interview, uit de Volkskrant, korte onderbouwingen geven vanuit de praktijk.

Interview: Op een kinderboerderij kunnen kinderen met het downsyndroom of autistisch spectrum kleine taakjes krijgen in de verzorging van dieren, waardoor ze meer zelfvertrouwen krijgen, beter communiceren, meer plezier ervaren of beter ontspannen.

Tijdens een sessies met onze honden zie je de deelnemer `groeien’ in zelfvertrouwen. Mede door de intrinsieke motivatie om `leuk en acceptabel’ gedrag in te zetten waar een (goedgekeurde)hond ook vet positief op reageert. De (irrationele) beperkende gedachten van de deelnemer zoals: niemand vindt mij leuk, ik doe er niet toe of overal wordt ik afgewezen, worden direct vervangen voor: de hond vindt mij leuk, hij is blij mij te zien, ik doe er toe. Doordat de sessies per definitie plezier opleveren hebben deelnemers ook meer plezier in deze trajecten dan de cognitieve trajecten. Vanuit plezier ben je beter in staat om te leren. Door de onderbouwing over de hormoonhuishouding weten we, dat in het contact met de honden, stresshormonen zakken en geluk hormonen vrijkomen. Serotonine is een neurotransmitter met overwegend stimulerende werking. Deze wordt beter aangemaakt en zorgt ervoor dat je de energie hebt voor je dagelijkse activiteiten én dat je je minder depressief voelt. Ook zorgt de toename van serotonine dat er minder paniek en angst wordt veroorzaakt. Na drie sessies wordt ook de aanmaak van oxytocine beter. Oxytocine fungeert als hormoon en neurotransmitter. De betere aanmaak zorgt ervoor dat je behoefte hebt aan sociale contacten en dat je de zin én de moed hebt om met mensen om te gaan. Verder worden stofjes als endorfine en dopamine aangemaakt. Deze stoffen geven een blij en prettig gevoel.

Interview: ‘Het meest is me bijgebleven dat de moeder mij belde. Haar zoontje werd elke dag door de hond gewekt, maar die ochtend was de hond ziek. Moeder vertelde haar kind dat. De jongen kwam uit bed, liep naar beneden en begon de hond te strelen. Dat was echt een overwinning: nooit eerder had hij blijk gegeven van enige affectieve relatie. Dat kind is uiteindelijk niet in een tehuis opgenomen. Moet je je eens realiseren wat die hond heeft opgeleverd en uitgespaard aan zorgkosten.’

Door de trajecten die wij begeleiden met onze honden kunnen wij `zorgwekkende zorgmijders’ bereiken die niet aankomen bij de GGZ maar wel hulp nodig hebben. De deelnemer waarvan `de GGZ’ zegt dat ze zijn `uitbehandeld’. De `thuiszitters’ die geen motivatie meer hebben om met mensen te praten. Door een hond toe te voegen aan onze hulpverlening, staat een deelnemer bijna altijd open voor een kennismaking om te horen wat wij doen tijdens onze trajecten. Zelden maken we na die kennismaking mee dat iemand niet door wil gaan. Omdat ze zich, na onze introductie, direct identificeren met de hond. Omdat er een transformatie plaatsvindt van zorg krijgen naar zorg geven. Een gevoel van voorwaardelijkheid, trouw en oordeelloosheid. Gezien worden. Door de verandering van bovengenoemde hormoonhuishouding komen deelnemers door onze aanpak vaak ook weer open te staan voor andere vormen van hulpverlening. Tevens worden onze trajecten vaak verlengd omdat het tot dan toe het enige is dat aanslaat en goed werkt bij de deelnemer. We maken ook mee dat deelnemers worden aangemeld omdat ze eigenlijk bijvoorbeeld een traumaverwerkingstherapie nodig hebben maar daar niet voor open staan. Na een traject met een van onze honden blijkt de vervolgstap niet altijd nodig. Onze manier van werken is intensief maar kortdurend. Oftewel… kostenbesparend.

Interview: ‘Je ontleent sociale steun aan elkaar, je leert van de ander, je gaat gedrag begrijpen en nadoen. Aanraking geeft ook een fysiologische reactie. Het niveau van het ‘stresshormoon’ cortisol daalt, het ‘knuffelhormoon’ oxytocine stijgt. Zo verandert er iets in je cognities, je emoties en je gedrag. Dat klinkt logisch, maar bewezen is het niet. Wat ik wel zie, is wat dieren teweeg kunnen brengen. Een dier is altijd ondubbelzinnig, oordeelt niet, scheldt je niet uit als je iets verkeerd doet. Mensen zijn nooit ondubbelzinnig. Ze kunnen anders denken dan ze doen, zich anders voordoen. Dat is voor sommigen moeilijk.

In de praktijk zien wij al tien jaar lang de positieve uitwerking van de trajecten. Ook hebben wij onze evaluatieformulieren laten analyseren door studenten van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) en Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Het is geen wetenschappelijk bewijs maar informatie en conclusies vanuit een praktijkonderzoek. HIER is de verkorte versie van het verslag met uitkomsten te lezen.

Interview: Maar toch: ‘Dieren kunnen geen therapie geven, zijn geen therapeuten’, zei u in uw afscheidsrede.
‘Klopt! Het is echt niet zo dat ik altijd pleit voor therapie met dieren; ik ben er juist kritisch op. Als het zonder dieren kan, moet het wat mij betreft zonder. Alleen wanneer interventie met een dier iets kan bereiken dat mensen niet lukt, vind ik het legitiem. Tot op zekere hoogte.

Dit is exact wat wij (toekomstige)hulpverleners, leerkrachten en andere professionals willen leren. Wanneer maak je deze keuze? Waar ligt de grens tussen welzijn van het dier en de inzet als `hulpmiddel’ voor de mens?

Interview: ‘Ik zie nog steeds gebeuren dat mensen dieren inzetten zonder dat die dieren dat willen. Dat zie ik zelfs op grote schaal, door lieden die niet de notie lijken te hebben dat dit een vooropleiding vereist. Dan zie ik weer zelfbenoemde therapeuten een paard uit de wei trekken om er therapie mee te geven. Vreselijk.’ 

Dit is exact de reden waarom het nodig is om beide werkvlakken met elkaar te `versmelten’. Je hebt als je in de zorg, hulpverlening  of onderwijs werkzaam bent in samenwerking met een dier ALTIJD een dubbele functie. Je bent hondengedragsdeskundige en coach, Jeugd- en gezinsprofessional, leerkracht, IB-er of iets dergelijks.

Tot slot:

Interview: Wat zijn we nu wijzer geworden na negen jaar antrozoölogie?
‘Er is veel bereikt in onderzoek en onderwijs. Er zijn steeds meer universiteiten bezig met de rol en betekenis van dieren.

Kortom, onze inzet de komende tien jaar zal ook nooit voor niks zijn. Wie weet waar we dan staan?!

Bron Volkskrant: beeld Maud Dekkers

Back To Top